‘Jongeren met diverse achtergronden krijgen niet vanzelf gelijke kansen’

Foto Monique Volman

Keynote-spreker Monique Volman, hoogleraar Onderwijskunde aan de faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam

Waarom is ongelijkheid een belangrijk onderwerp voor jongeren?

‘De ongelijkheid in de samenleving wordt groter. Het verschil tussen arme en rijke gezinnen groeit bijvoorbeeld. Volgens de Onderwijsinspectie neemt de kansenongelijkheid in het onderwijs toe. Het is belangrijk dat alle kinderen op een positieve manier kunnen omgaan met de uitdagingen van morgen. Jongeren met diverse achtergronden krijgen niet vanzelf gelijke kansen. Onderzoek naar hoe dit bereikt kan worden, is dan ook hard nodig.’

Met welke thema’s van ongelijkheid houdt u zich bezig?

‘Ik focus me op socialisatie en persoonsvorming in het onderwijs. Leerkrachten geven bijvoorbeeld onbewuste en onbedoelde boodschappen door over de mogelijkheden van kinderen of hun plek in de samenleving. Zo kunnen zij kinderen onbedoeld meegeven dat leren niets voor hen is. Dat is een ongunstige boodschap, want de huidige maatschappij gaat uit van ‘een leven lang leren’. Een andere onbedoelde boodschap kan zijn dat exacte vakken niet geschikt zijn voor meisjes of dat meisjes geen directeur kunnen worden. De resultaten van onderwijs op het gebied van socialisatie en persoonsvorming zijn veel moeilijker meetbaar dan bijvoorbeeld kennisniveaus.’

U houdt zich bezig met moeilijk meetbare resultaten van onderwijs. Is uw onderzoek dan wel ‘evidence based’?

‘Niet altijd. Ik vind dat we ons ook niet moeten blindstaren op evidence based onderzoek. Die eis kan de onderwijspraktijk in de weg zitten. Een aanpak die evidence based is, wordt vaak vertaald in een protocol voor onderwijs of hulpverlening. Het afwerken van zo’n protocol kan juist deprofessionaliserend werken, omdat dit de professionele ruimte van de leerkracht of jeugdhulpverlener beperkt. Zij moeten altijd zelf blijven nadenken over de onderzoeksresultaten en wat die betekenen in hun specifieke situatie. Bovendien vind ik dat de wetenschap meer heeft te bieden dan evidence based onderzoeksresultaten.’

Wat dan?

‘De wetenschap kan ook bijdragen aan inzicht in processen in scholen en hulpverlening. Bijvoorbeeld met een begrippenkader dat een verfrissende blik biedt op de dagelijkse praktijk. Uit de sociologie en antropologie komen bijvoorbeeld de begrippen ‘verborgen leerplan’ en ‘verborgen kennisbronnen’. Het verborgen leerplan zijn de onbedoelde en onbewuste boodschappen die leerlingen op school meekrijgen. Onder verborgen kennisbronnen vallen bijvoorbeeld de liedjes en de verhalen die leerlingen met een migratieachtergrond thuis leren. Soms denken beleidsmedewerkers, leerkrachten en jeugdhulpverleners dat deze kinderen weinig meekrijgen van thuis, omdat hun Nederlands slecht is en de Nederlandse liedjes hen onbekend zijn. Het bewustzijn van het verborgen leerplan en verborgen kennisbronnen kan goed bijdragen aan een positieve benadering van jongeren met diverse achtergronden. Je hebt namelijk oog voor waarover zij wél beschikken.’

Is dit nieuw?

‘Nee, maar er is door de nadruk op toetsen en prestaties de afgelopen jaren weinig aandacht voor geweest. In het onderwijs overheerst de deficietbenadering, en dat geldt misschien ook wel voor de jeugdhulp. Er ontbreekt iets aan kinderen, en het onderwijs en de jeugdhulp moeten aan dit tekort gaan sleutelen. Het is verfrissend om te kijken naar wat een kind wél kan en naar wat een kind wél heeft meegekregen.’

Wat kunnen professionals in de praktijk hier concreet mee?

‘We willen dat kwetsbare jongeren dezelfde kansen krijgen als hun leeftijdgenoten. Als leerkrachten zich bewust zijn van een verborgen leerplan kunnen zij dit ook positief inzetten voor de vorming van de leeridentiteit en persoonsvorming. Zo kunnen zij leerlingen zelfvertrouwen geven. Professionals uit de jeugdhulp kunnen bijvoorbeeld vragen wat jongeren op school meemaken en vragen naar verborgen kennisbronnen. Natuurlijk is het het mooiste als jeugdhulp en onderwijs op dit gebied samenwerken. Het is goed om de leefwereld van de jongeren als een geheel te zien en rekening te houden met verschillende leefgebieden. Daarom is dit congres ook zo belangrijk.’

Welke boodschap zou u willen meegeven?

‘Kijk naar de jongere als geheel. Voor het onderwijs betekent dat: niet alleen bezig zijn met schoolprestaties en examens. Leren op school kan voor jongeren meer betekenis krijgen als er ook aandacht is voor hun persoonsvorming.
Een andere boodschap is dat meer samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs nodig is. Als leraren meer oog hebben voor persoonsvorming, kan de school ook makkelijker een signalerende functie voor jeugdhulp hebben.’

Wat hoopt u zelf mee naar huis te nemen?

‘Ik hoop meer te horen over onderzoek vanuit de jeugdhulp en verwacht daarvan wat te kunnen leren. Het is jammer dat onderwijs en jeugdhulp nu gescheiden werelden zijn. De Nationale Wetenschapsagenda laat deze werelden gelukkig meer naar elkaar toegroeien.’

Interview: Mérie van der Rijt