‘Leer van landen die goed scoren op kansengelijkheid’

Gwyther Rees - Foto
Gwyther Rees:

Keynote-spreker, UNICEF-onderzoeksbureau Innocenti

Vanuit welke invalshoek kijkt u naar kansengelijkheid? 

‘Mijn invalshoek is in de eerste plaats internationaal. Mijn collega’s van Innocenti en ik hebben kansengelijkheid voor leerlingen onderzocht in 38 rijke landen. Daarbij hebben we gekeken naar de prestaties bij onder meer taal en wiskunde. Niet elk kind heeft dezelfde kans op een goed basisniveau bij deze belangrijke vakken. Ook in rijke landen halen veel kinderen niet het niveau dat nodig is om mee te draaien in de samenleving. Die constatering maakt duidelijk dat je niet alleen moet kijken naar het gemiddelde niveau in een land: dat zegt nog niets over kansengelijkheid. Daarnaast heb ik – en dat is mijn tweede invalshoek – in een ander onderzoek gekeken naar de effecten die interventies in de jeugdzorg hebben op het onderwijs.’

Hoe scoort Nederland op kansengelijkheid? 

‘Op de basisschool is de kansengelijkheid in Nederland groot. Sterker nog: Nederland scoort het beste van alle 38 landen. Opvallend genoeg komt Nederland op de middelbare school veel minder goed uit de vergelijking. Nederland staat daar 26e op de lijst.’

Waar komt dat door?

‘Op basis van ons onderzoek kan ik dat moeilijk zeggen. Onze focus ligt op de middelbare school, we kijken vooral naar 15-jarigen. We hebben ook alleen voor de middelbare school geanalyseerd wat landen die goed scoren op kansengelijkheid gemeen hebben.’

Kunnen we in Nederland iets leren van die landen?

‘Op de middelbare school scoren Letland, Ierland en Spanje het best. Het is zeker leerzaam om naar die landen te kijken. Daarbij moet je wel beseffen dat je een onderdeel dat in Letland goed lijkt te werken niet een-op-een kunt implementeren in Nederland. Elke cultuur en elk onderwijssysteem is anders. Factoren die in andere landen een positieve invloed lijken te hebben, kun je wel gebruiken als input voor je onderwijsbeleid.’

Welke factoren zijn dat?

‘Er zijn een paar factoren die de kansenongelijkheid kunnen vergroten – al is dat niet altijd het geval. Voorbeelden zijn kinderen laten blijven zitten, kinderen verdelen over verschillende studiepaden (‘tracks’ of ‘streams’), vooral als dit vroeg gebeurt, en schoolkeuzevrijheid. In landen met veel kansengelijkheid zijn klassen vaker divers qua samenstelling. Daarmee bedoel ik dat er kinderen uit families met meer en minder privileges in zo’n klas zitten. Als klassen minder divers zijn, kunnen de prestatieverschillen tussen kinderen met verschillende achtergronden toenemen. Nederland scoort rond het OECD-gemiddelde op dit type sociaaleconomische ongelijkheden. Ik ben geen expert op het gebied van de Nederlandse onderwijssituatie. Ik geef dus input, maar doe geen aanbevelingen voor concrete aanpassingen.’

Kwamen er nog andere inzichten uit het onderzoek naar voren?

‘Mensen denken vaak dat een grotere kansengelijkheid ten koste gaat van excellente prestaties. En daarmee dus ook van de gemiddelde prestaties. Ons onderzoek laat zien dat van een dergelijke trade-off geen sprake is. Landen waar leerlingen gemiddeld beter presteren, doen het meestal ook beter op kansengelijkheid.’

Dan uw tweede invalshoek: interventies in de jeugdzorg. Wat kunt u daarover vertellen?

‘Een interventie in de jeugdzorg is natuurlijk ook een manier om de kansenongelijkheid te verminderen. Maar hebben die interventies effect op schoolprestaties? En zo ja: hoe groot is dat effect? En zijn er factoren die effectieve interventies gemeen hebben? Die vragen heb ik recent onderzocht aan de hand van Engelstalige wetenschappelijke artikelen. Op het congres ‘Jeugd in Onderzoek’ presenteer ik de eerste resultaten. Die zijn onder meer voor jeugdhulpverleners interessant.’

Kunt u een tipje van de sluier oplichten?

‘Ik kan alvast zeggen dat er niet veel interventies te vinden zijn die de schoolprestaties van deze groep verbeteren. Het is erg moeilijk om een goede interventie vorm te geven. Dat komt niet doordat de jeugdzorg tekortschiet, maar doordat de kinderen om wie het gaat vaak een erg moeilijke start hebben gehad. Het is dus extra belangrijk om te leren van interventies die wél effect laten zien.’

Interview: Arnaud Bom