‘Jeugdhulp moet niet gebaseerd zijn op intuïtie of onderbuikgevoel’
Geert Jan Stams, ambassadeur van Jeugd in Onderzoek en hoogleraar in de Forensische Orthopedagogiek aan de faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam
Waarom bent u ambassadeur van het congres?
‘Ik vind Jeugd in Onderzoek een belangrijk congres. Het brengt wetenschap, beleid en klinische praktijk bij elkaar. De UvA staat hier achter en ondersteunt daarom het congres van harte.’
Waarom is het belangrijk om wetenschap, beleid en klinische praktijk bij elkaar te brengen?
‘Professionals uit de praktijk denken soms dat interventies wel of geen effect hebben op basis van hun eigen ervaringen. Het is goed dat de wetenschap al deze ervaringen naast elkaar legt en op basis van grotere aantallen en theorievorming uitspraken doet. De jeugdhulp die we bieden moet niet gebaseerd zijn op intuïtie of onderbuikgevoel. Soms klinken beweringen heel logisch, maar is het goed om te onderzoeken of ze ook echt kloppen. We willen natuurlijk graag dat de jeugd de hulp krijgt die nodig is én geen geld over de balk smijten. Voor de wetenschap is het belangrijk om de juiste vragen te stellen, de vragen die voor praktijk en beleid relevant zijn.’
Heeft u een voorbeeld van een aanname die verder onderzoek verdient?
‘Een gangbare gedachte is dat preventieve hulp zwaardere vormen van hulp voorkomt, maar dat is niet altijd zo. In een overzichtsstudie naar intensieve crisisinterventie om uithuisplaatsing van kinderen te voorkomen, vond Channa Al bijvoorbeeld dat crisisinterventie in sommige gevallen juist tot uithuisplaatsing kan leiden en meestal geen effect heeft op uithuisplaatsing.
Een ander voorbeeld is de inzet van familienetwerkberaden. Er was een sterke overtuiging in beleid, politiek en hulpverlening dat we daarmee uiteindelijk goedkoper uit zijn, omdat mensen hun problemen vaker zelf oplossen met hulp van hun omgeving. Maar dit klopt niet, blijkt uit onderzoek van Sharon Dijkstra, uitgevoerd voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum van Justitie. Nader onderzoek is nodig om te zien op welke manier en onder welke condities professionals vruchtbaar kunnen samenwerken met cliënten en hun eigen omgeving.’
Wanneer is het congres geslaagd?
‘Maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld de ongelijke kansen van jongeren in een achterstandssituatie, los je niet op tijdens een congres. De eerste stap is een brug slaan tussen de drie partijen: wetenschap, beleid en klinische praktijk. Bovendien kun je op het congres best practices voor jeugdhulp verspreiden. Deze twee punten kunnen de samenleving een duw in de goede richting geven.’
Heeft u een voorbeeld van een best practice?
‘Ja, het Netwerk Effectief Jeugdstelsel Amsterdam, NEJA, is zo’n best practice. Het is een samenwerkingsverband waarbij alle partijen die zich bezighouden met jeugdhulp elkaar ontmoeten. Zij ontwikkelen samen nieuwe initiatieven op dit gebied die evidence based zijn.
Een andere best practice is de inzet van informele mentorrelaties. Hierbij wijst een jongere met gedragsproblemen iemand aan in zijn omgeving als mentor. Dit kan een leraar zijn op school, maar ook een oom, opa of buurvrouw. De informele mentor ondersteunt de jongere in contact met zijn sociale omgeving en de hulpverlening. Over de inzet van de informele mentor als steunfiguur bij gedeelde besluitvorming geef ik tijdens het congres een masterclass.’
Het inzetten van de informele mentor is helemaal van deze tijd. Waarom?
‘Het jeugdbeleid in Nederland staat meer en meer in het teken van de participatiemaatschappij. Dat betekent dat kinderen, jongeren en gezinnen zoveel mogelijk zelf de regie moeten kunnen houden over hun leven, bij voorkeur in samenwerking met hun sociale netwerk. Zo nodig moet professionele hulpverlening hen ondersteunen. Het idee van een informele mentor die de jongere zelf aanwijst en die ervoor zorgt dat een jongere zelf regie krijgt over zijn eigen leven en effectief leert om te gaan met problemen past hier goed bij. Het is een mooi voorbeeld van gezamenlijke besluitvorming.
Professionals in de jeugdhulp denken nog altijd te veel voor mensen. Wat zou het mooi zijn als jongeren die ernstige problemen ervaren naast hun informele mentor ook zelf hun hulpverlener of behandeling mogen kiezen. Hiervoor moeten zij wel eerst goed geïnformeerd zijn over voor- en nadelen van de opties. Het is fundamenteel dat mensen zoveel mogelijk zelf kunnen beslissen over hun leven. Zonder dat is effectieve hulpverlening waarschijnlijk überhaupt onmogelijk.’
Interview: Mérie van der Rijt